Lezers reageren | Greep uit pensioenkas in jaren '90 oorzaak van veel hogere premies van werkenden nu
LEZERS REAGERENEINDHOVEN - Gepensioneerden van nu hebben in hun werkzaam leven veel minder premie afgedragen dan werkenden nu doen. Deze mening van Martin Boerman lokt bij veel lezers een reactie uit.
De belangstelling voor de Wet Toekomst Pensioenen, die binnenkort in de Tweede Kamer wordt behandeld, is bij veel lezers van het ED groot. Het wat afwijkende geluid van Martin Boerman (ED 13-5) zorgt dan ook direct voor veel reacties. Om te beginnen van Wilma Berkhout uit Stiphout die als voormalig belastinginspecteur en voorzitter van de ledenraad van de Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen hier vaker haar mening geeft.
Volgens Berkhout gebeurt hier wat ze vaker ziet in de pensioendiscussie, namelijk dat een onderdeel er uitgepikt wordt om een bewering of mening te onderbouwen, maar de context wordt weggelaten. De leek kan hierdoor een foute conclusie trekken zo schrijft ze. De verschillen in premie waar Boerman op doelt ontstaan volgens haar vooral bij de Pensioenwet 2007. „Hiervóór gold een maximum van een vaste rekenrente van 4% voor de pensioenverplichtingen van het fonds én voor de berekening van de pensioenpremie. Het ging erg goed want jarenlang werd gemiddeld 7% werkelijk rendement behaald. De dekkingsgraden van de pensioenfondsen stegen tot grote hoogte. Zo hoog dat sommige werkgevers, o.a. de overheid en Philips, gingen afromen. De beroemde greep uit de kas. Dat gebeurde in de vorm van veel lagere of tijdelijk geen afdracht (aan het ABP bijv.); voor het werkgeversdeel wel te verstaan. De werknemer betaalde zijn deel door. Hier profiteerden dus de werkgevers van. Let op dat het nog steeds om dezelfde pensioenuitkering bleef gaan. In de Pensioenwet 2007 kwam er een verschil in rekenrente voor de premie en de rekenrente voor de verplichtingen. De laatste was gekoppeld aan de ECB-rente (de risico-vrije rente) die als discontovoet voor het contant maken moest dienen.”
Berkhout schrijft ook nog over haar bezwaren tegen de nieuwe wet. „God zegene de greep wat voor pensioen u krijgt op het moment van pensionering in het nieuwe stelsel. Wederom afhankelijk gemaakt van de ECB-rente én nu ook de korte termijn schommelingen op de beurs met als gevolg wisselende uitkeringen, waarschijnlijk dalend in de tijd en nooit meer compensatie voor inflatie. Zal uw huisbaas of hypotheeknemer blij mee zijn. Maar de werkgevers hebben hun vaste premie en zijn van elk risico af.”
De vergelijking van de premieopbrengst in 2002 versus 2020 bij het PFZW vindt R. Gilin uit Nuenen een eye-opener, zo schrijft hij. Alleen vergeet Boerman volgens hem een wezenlijk punt. „Het was de bedoeling dat de inlegger terugkreeg wat hij ingelegd had plus behaalde rendementen. Voor de huidige gepensioneerde lagen die op een niveau dat zij ruimschoots kunnen worden uitbetaald. De huidige actieven worden echter geconfronteerd met een overheid die voorschrijft met welke percentages voor de toekomst moet worden gerekend en die veel lager zijn dan de tot nu toe door de pensioenfondsen behaalde rendementen. Dit leidt er toe dat de actieven een veel hogere premie moeten betalen dan in het verleden.”
Als oudere gepensioneerde denkt Thom van Lente uit Leende dat er het een en ander af te dingen valt op de mening van Boerman. „In 1958 kwam ik als jong HTS’er bij Philips automatisch in het 7% pensioenfonds. Vele jaren heb ik dit percentage betaald. De huidige werknemer betaalt 7,8%. Hoezo bijna drie keer zoveel? De totale pensioenkosten zijn wel 23%, maar daarvan betaalt de werkgever 15,2%. Daarnaast vergeet de heer Boerman de rente op rente die mijn inleg in al die jaren opgeleverd heeft. Alleen al met die rente is mijn pensioen makkelijk te betalen.”
Aan Gerard Veurman uit Valkenswaard werd in 1970 een waarde- en welvaartsvast pensioen beloofd waarbij de werkgever 24% en hijzelf 8% over zijn salaris zou afdragen aan het ABP. „In de jaren ‘80 ging de economie zo slecht, dat de bekende greep uit de pensioenpot volgde. Door de hierdoor gematigde loonkosten werd wel de economie gered maar er ontstond een te lage dekkingsgraad. Als de achterbakse ingrepen door het rijk van de jaren ‘80 waren gecorrigeerd, zou de dekkingsgraad nu niet te laag zijn. In feite draait de gepensioneerde er nu dus voor de tweede keer voor op om de economie op peil te houden.
Het gepensioneerde hoofd P&O Joop Agterbosch uit Geldrop geeft de dalende rente tijdens de financiële crisis de schuld. „De pensioenfondsen moesten mede daardoor veel meer in kas hebben om pensioenen te kunnen betalen, laat staan om ze te kunnen indexeren. De premie moet volgens de wet ‘kostendekkend’ zijn. En met zo’n lage rekenrente moest die flink omhoog. Zoveel dat de minister de fondsen in 2015 toestond, tegen de wet in, een lagere, dus niet kostendekkende premie te heffen. De laatste 7 jaar hebben de werkenden dus niet een te hoge, maar juist een te lage premie betaald.”
Een waardevast pensioen was me beloofd, ammehoela, helemaal niks waardevast, schrijft Ben Smit uit Dommelen. Ook hij verwijst naar de ‘plundering’ van de pensioenen in de jaren ‘90 en roept op tot actie. „Als alle 3,5 miljoen mensen met een pensioenuitkering op een partij stemmen die wel onze belangen behartigt, winnen wij bij de volgende verkiezingen meer dan 70 zetels! Zijn we in één klap de grootste en bepalen wij de politieke agenda. Dus gepensioneerden van Nederland, waar wachten we op?”
De volledige brieven zijn hieronder te lezen.
Onjuiste conclusie getrokken
De heer Boerman stelt in zijn opinieartikel (ED 13-05-2022) samengevat dat de huidige werkenden veel meer premie betalen voor hun pensioenen en daarom meer recht hebben op de pensioenvermogens.
Dit verhaal is onvolledig, waardoor er een onjuiste conclusie wordt getrokken. Het verhaal suggereert ook dat de pensioenfondsen de premie bepalen. Maar dat is niet zo.
De verschillen in premie waar de heer Boerman op doelt ontstaan vooral bij de Pensioenwet 2007 en het Financiële Toetsingskader (FTK) waar de rekenrenteregels in zijn vervat, door de wetgever, de toezichthouder DNB (Nederlandse Bank), en de wensen, meestal van de werkgevers in hun zoektocht voor een race naar de bodem.
De premie voor het pensioen is een arbeidsvoorwaarde en maakt deel uit van de loonruimte. Het bestaat uit een werkgeversdeel (ongeveer 2/3 deel) en een werknemersdeel (ongeveer 1/3 deel eigen bijdrage.) De sociale partners bepalen het pensioen en het pensioenfonds voert dat uit.
Voor de premie krijgt men recht op een bepaalde uitkering. Vroeger 70 % van het laatstverdiende loon, bij het ABP bijvoorbeeld vanaf 2004, 80 % van het middelloon. Inclusief de AOW wel te verstaan! De AOW is onderdeel van het te bereiken percentage van het loon voor het pensioen. Voor het AOW-deel van die 70 % en later de 80 % van het middelloon betaalt men de AOW-premie, vroeger apart betaald en tegenwoordig is het 17,9 % uit de eerste schijf voor de inkomstenbelasting. Die pensioenuitkering is niet gegarandeerd, ook nooit geweest. Hij is wel steeds beloofd en voorgespiegeld, maar zoals de laatste 14 jaren lieten zien, werd er niet geïndexeerd bij opbouw en uitkering en zelfs hier en daar gekort.
De fluctuaties in de premie zijn het gevolg van regelgeving en beïnvloede(d)en daarmee het premiedeel voor de werkgever. De werknemers blijven gewoon betalen. Eens een procentje meer of minder in het netto loon. Maar die afdrachten door de werkgever als gevolg van regels beïnvloeden wél de opbouw van de werknemers én de uitkering van de gepensioneerden in negatieve zin. Globaal al 14 jaar geen indexatie voor opbouw en uitkering, waardoor al lang niet meer de beloofde uitkering van 80 % van het middelloon gehaald wordt. Dat ligt op dit moment rond de 60 %. En de gepensioneerden hebben het al direct in hun beurs gevoeld met een verlies van koopkracht van ruim 20 % van het aanvullend pensioen.
Vóór 2007 was er de Pensioen- en Spaarfondsen Wet (PSW) en onder die wet gold een maximum van een vaste rekenrente van 4 % voor de pensioenverplichtingen van het fonds én voor de berekening van de pensioenpremie die nodig was. Dezelfde rekenrente en dat is wezenlijk. Er is immers maar één markt.
Het ging erg goed want net als tot nu werd er jarenlang gemiddeld 7 % werkelijk rendement behaald. De dekkingsgraden van de pensioenfondsen stegen tot grote hoogte. Zo hoog dat sommige werkgevers, o.a. de overheid en Philips gingen afromen. De beroemde greep in de kas. Dat gebeurde in de vorm van premieholidays, dus veel lagere of tijdelijk geen afdracht (aan het ABP bijv.) voor het werkgeversdeel wel te verstaan. De werknemer betaalde zijn deel door. Hier profiteerden dus de werkgevers van. Let op dat het nog steeds om dezelfde pensioenuitkering bleef gaan.
In de Pensioenwet 2007 kwam er een verschil in rekenrente voor de premie en de rekenrente voor de verplichtingen. De laatste was gekoppeld (FTK) aan de ECB-rente (de risico-vrije rente) die als discontovoet voor het contant maken moest dienen. In de premie mocht wel met het verwachte rendement rekening worden gehouden.
Aan de hand van een voorbeeld ziet u de werking.
Als 100 euro de juiste premie is met de hogere rekenrente voor de premies, gebaseerd op verwacht rendement, is diezelfde 100 euro te weinig voor je pensioen op het ondeelbare moment dat die premie het pensioenfonds binnenkomt, omdat er dan een lager rendement berekend wordt bij het berekenen van de contante waarde van de verplichtingen. Het tekort wordt als het ware ingebouwd. Fiscaal zou dit niet mogen, want dan verduister je genoten winst/rendement, zeg maar en betaal je te weinig belastingen.
Op staatsniveau wordt dit systeem bij de aanvullende pensioenen wel verplicht en op deze manier verdwijnen (ze worden “weggetoverd”) overrendementen in reserves/buffers die in het pensioenfonds achterblijven, met als gevolg lagere dekkingsgraden (want dat is activa gedeeld door passiva, de verplichtingen) en geen indexatie meer.
Hier ligt dus de oorzaak van hogere premies in de laatste 20 jaar. De premieholidays voor de werkgevers en later de regelgeving van de Pensioenwet 2007 waardoor de tekorten worden ingebouwd. Geen basis om een deel van de pensioenvermogens te claimen, want het draait in werkelijkheid immers om de uitkering uit de collectieve pot.
Maar ook de verwarring en het opzetten van oud tegen jong en omgekeerd is bewust gebeurd door de echte belanghebbenden (overheid, verzekeraars, de beleggers en de pensioensector) bij een nieuw stelsel met een premieregeling. Verdeel- en heers tactiek heet dat.
In de Wet Toekomst Pensioenen wordt een premieregeling ingevoerd. Door de breuk met het oude systeem van de uitkering wordt er het probleem van het verplichte invaren (overgaan naar het nieuwe stelsel) gecreëerd. Dat wakkert de verdeel –(en heers) discussie aan: hoe wordt “de pot verdeeld.” Want ineens wordt de hoogte van een (overigens) fictief persoonlijk potje erg belangrijk voor de hoogte van je pensioenuitkering. Dáár zit de pijn.
God zegene de greep wat voor pensioen u krijgt op het moment van pensionering in het nieuwe stelsel. Dat wordt spannend. Wederom afhankelijk gemaakt van de ECB-rente én nu ook de korte termijn schommelingen op de beurs met als gevolg wisselende uitkeringen, waarschijnlijk dalend in de tijd en nooit meer compensatie voor inflatie. Zal uw huisbaas of hypotheeknemer blij mee zijn. Maar de werkgevers hebben hun vaste premie en zijn van elk risico af. Alle risico’s bij de pensioendeelnemers en de gepensioneerden inclusief het steeds grotere risico van bestaanszekerheid.
Wilma Berkhout, Stiphout
Gepensioneerde heeft genoeg premie betaald
Met toenemende interesse heb ik de mening van M. Boerman “Gepensioneerde van nu heeft maar weinig premie betaald’ gelezen. Het is inderdaad schandalig dat de huidige generatie een veel hogere premie voor een mogelijk lager pensioen moet betalen. Zijn vergelijking van de premie opbrengst in 2002 versus 2020 bij het PFZW vond ik een zeer goede eye-opener. Maar toen ik er over doordacht was mijn analyse toch dat er een andere fundamentele oorzaak voor dit verschil aanwezig moest zijn.
In zijn schrijven vergeet de heer Boerman echter een wezenlijk uitgangspunt, zijnde dat het de bedoeling was dat de inlegger terugkreeg wat hij ingelegd had, inclusief behaalde rendementen. Voor de huidige gepensioneerde lagen de rendementen op een niveau dat zij ruimschoots kunnen worden uitbetaald. De huidige actieven worden echter geconfronteerd met een overheid die voorschrijft met welke percentages voor de toekomst moeten worden gerekend en die veel lager zijn dan de tot nu toe door de pensioenfondsen behaalde rendementen. De voorschriften leiden er toe dat de actieven een veel hogere premie moeten betalen dan de gepensioneerden in het verleden.
Om de hoogte van de premie te bepalen schrijft de overheid een percentage voor dat 2% hoger ligt dan de rekenrente voor de bepaling van de verplichtingen. Gevolg is dat zowel de gepensioneerden als de actieven tekort wordt gedaan, terwijl de rendementen van de pensioenfondsen nog steeds gemiddeld boven de 5% liggen. Dit laatste is de oorzaak van de toegenomen reserves bij de fondsen.
Conclusie zou dus niet moeten zijn dat actieven en gepensioneerden naar elkaar wijzen, maar dat de overheid zich bezint en alle betrokkenen geeft waar zij recht op hebben, namelijk indexatie voor gepensioneerden en actieven.
Misschien is het een leuke tip voor de overheid dat indien zij zou besluiten tot volledige inhaal indexatie, de kosten daarvoor, zijnde circa 40 miljard, door de pensioenfondsen worden gedragen, maar voor de overheid ontstaat er dan een extra aan inkomstenbelasting van 10 miljard. Dan kan ook de politiek zich weer richten op besturen van het land in plaats van onderling discussiëren over verdelen van de ellende van de spaartax.
R. Gilin, Nuenen
De rente op rente die mijn inleg opgeleverd heeft
Als oudere gepensioneerde denk ik dat er wel het een en ander af te dingen valt op de mening van Martin Boerman, “Gepensioneerde van nu heeft maar weinig premie betaald”
In 1958 kwam ik als jong HTS’er bij Philips in dienst. Automatisch kwam ik in het 7% pensioenfonds. Vele jaren heb ik dit percentage betaald.
De huidige werknemer betaald 7,8%, nl. Totale pensioenkosten zijn 23%, daarvan betaald de werkgever 15;2% en de werknemer 7,8%.
Hoezo bijna drie keer zoveel?
Daarnaast vergeet de heer Boerman een belangrijk punt, namelijk de rente op rente die mijn inleg in al die jaren opgeleverd heeft.
Ik heb vroeger eens berekend dat mijn totale inleg, inclusief rente op rente van de belegging, een kapitaal op leverde waar mijn pensioen makkelijk alleen al van de rente van dat kapitaal betaald kan worden, zodat na mijn overlijden het kapitaal in de pensioenpot blijft. Rente op rente is het pensioengeheim!
Als je deze beide factoren bij elkaar optelt is het duidelijk dat de oudere gepensioneerden veel meer opgebracht hebben in de pensioenpot dan de huidige werknemers.
Overigens zou ik het kunnen waarderen als een echte pensioendeskundige eens naar dit meningsverschil wil kijken. Ik heb sterk de indruk dat voor de huidige jongere, de oudere generatie altijd de klos is, zonder dat zij bedenken dat ze zelf, hopelijk, ook eens tot die oudere generatie behoren.
Thom van Lente, Leende
Weinig kennis van zaken en onvoldoende onderzoek
De opinie van Martin Boerboom uit Geldrop lijkt mij gebaseerd op te weinig kennis van zaken en onvoldoende onderzoek naar de oorzaak. Hierdoor lijkt het op stemmingmakerij hetgeen nog eens versterkt wordt door de denigrerende prent, die door het ED is bijgevoegd.
De lage pensioenafdracht heeft een oorzaak en het zou Martin Boerboom sieren die oorzaak te onderzoeken en ook aan te geven.
Als semiambtenaar (1970) werd mij indertijd een waardevast en welvaartsvast pensioen beloofd. (Deze belofte gold overigens voor alle ambtenaren.) Hiervoor zou de werkgever een afdracht van 24% over mijn salaris doen aan het ABP. Zelf zou ik 8% moeten bijdragen. Aldus werd overeengekomen.
Echter, in de jaren 80 ging de economie zo slecht, dat de regering financiële middelen moest vinden om de zaak overeind te houden.
Minister-president de heer Lubbers en in zijn kielzog zijn minister van financiën de heer Ruding, vonden een oplossing door de pensioenafdracht voor ambtenaren aan het ABP drastisch te verlagen (8%?). Dit was in feite een greep uit de pensioenpot van zijn werknemers. Tegelijker tijd werd voor de andere pensioenfondsen voorgeschreven dat eenzelfde gedragslijn gevolg moest worden. De vakbonden volgden gedwee en hierdoor konden de looneisen gematigd blijven.
Door de hierdoor gematigde loonkosten werd wel de economie gered maar er ontstond een te lage dekkingsgraad bij alle pensioenfondsen. Die te lage dekkingsgraad werd vooruitgeschoven naar een volgende generatie en was niet meer de zorg van mijnheer Lubbers. Het gevolg is dat, sinds het begin van deze eeuw door de door het rijk veroorzaakte lage dekkingsgraad, de indexering van de pensioenen is achterwege gebleven. Ruwweg komen de gepensioneerden hierdoor ruim 20% tekort.
Als de achterbakse ingrepen door het rijk van de jaren 80 waren gecorrigeerd, zou de dekkingsgraad nu niet te laag zijn.
In feite draait de gepensioneerde er nu dus voor de 2e keer voor op om de economie op peil te houden.
Gerard Veurman, Valkenswaard
De rekenregels werden veranderd
Martin Boerman snijdt in het ED van 13 mei een interessante vraag aan: Hebben de huidige gepensioneerden niet te weinig premie betaald en de huidige werkenden niet te veel?
In 2006 werd de Pensioenwet aangepast. De rekenregels werden ingrijpend veranderd. Kort daarna daalde de rente o.a. door de financiële crisis plotseling heel hard. Niemand had die grote daling verwacht, maar de rekenrente daalde dus ook sterk. De pensioenfondsen, moesten mede daardoor veel meer in kas hebben dan daarvoor om pensioenen te kunnen betalen, laat staan om ze te kunnen indexeren.
Die rekenmethode had ook gevolgen voor de premie. Die moet volgens de wet: ‘ kostendekkend’ zijn. En met zo’n lage rekenrente moest die flink omhoog. Zoveel dat de minister de fondsen in 2015 toestond, tegen de wet in, een lagere, dus niet kostendekkende premie te heffen. De laatste 7 jaar hebben de werkenden dus niet een te hoge, maar juist een te lage premie betaald. Dat had trouwens wel effect op de dekkingsgraad, die ging omlaag, waardoor de mogelijkheid de pensioenen te indexeren nog verder uit zicht kwam.
Goed gevulde pensioenkassen zeggen dus niet alles over de premie en indexering. De oudere gepensioneerden zullen zich nog wel herinneren dat sommige pensioenfondsen in de 90-er jaren van de vorige eeuw zelfs een aantal jaren de premie voor de werknemers op 0 % hebben gezet. De rente was hoog en de rendementen op het vermogen groot.
Dus over wie er het meeste recht heeft op de pensioenfondskassen valt wel degelijk te twisten. De premie is altijd de op dat moment juiste premie, vanuit de situatie op dat moment. Behalve de laatste 7 jaar. Toen is te weinig betaald.
Joop Agterbosch, gepensioneerd Hoofd P & O, Geldrop
Geen topsalaris maar waardevast pensioen
Tijdens mijn sollicitatie hoor ik het haar, hoofd personeelszaken van een universiteit, nog zeggen: ‘wij kunnen u geen topsalaris bieden zoals in het bedrijfsleven, maar bij ons gaat u wel een waardevast pensioen opbouwen’. Dat laatste klonk toen, ruim 50 jaar geleden, als een zeer aanlokkelijk aanbod.
Een waardevast pensioen? Ammehoela, helemaal niks waardevast! Al een decennium lang worden de pensioenen, om allerlei onduidelijke redenen, niet geïndexeerd. Sinds een week is daar een nieuw sprookje bijgekomen. Volgens Dhr. Boerman (ED 13 mei) heeft onze generatie te weinig premie betaald! Als dit zo is, kan Dhr. Boerman mij dan uitleggen waarom in de jaren 90 onze pensioenfondsen voor naar schatting 30 miljard zijn geplunderd met als argument dat er veel te veel premie was en werd betaald?
Volgens de statistieken leven zo’n 3,5 miljoen mensen van een pensioenuitkering. Als al deze mensen op een partij stemmen die wel onze belangen behartigd, winnen wij bij de volgende verkiezingen, even snel omgerekend, meer dan 70 zetels! Zijn we in één klap en met groot verschil, de grootste partij van Nederland. Dan bepalen wij de politieke agenda bij de formering van een nieuwe regering. En als nummer één staat in ons verkiezingsprogramma, inderdaad: dat wij bereid zijn om onder strikte voorwaarden de herstelbetalingen voor de plunderingen in de jaren negentig, kwijt te schelden. Dus gepensioneerden van Nederland, waar wachten we op?
Ben Smit, Dommelen
Gratis onbeperkt toegang tot Showbytes? Dat kan!
Log in of maak een account aan en mis niks meer van de sterren.Lees Meer
-
podcast
Corina: ‘Ik was blij met de diagnose, er is geen grotere hel dan onverklaarbare kinderloosheid’
Een zwangerschap leidt niet altijd tot een blakende, gezonde baby: per jaar verliezen in Nederland zo’n 25.000 vrouwen een ongeboren kindje. In de podcast Miskraammonologen, een productie van Ouders van Nu, AD en de regionale titels, hoor je de persoonlijke verhalen van deze vrouwen. -
PREMIUMColumn
Liefde voor een met uitsterven bedreigd hoopje bleekroze blubber
Je hoeft momenteel de tv maar aan te zetten of je ziet koeien. Poepend of plassend bij voorkeur, want dat illustreert waar het Nederlandse stikstof-probleem vooral vandaan komt: uit de runderkont. -
INGEZONDEN OPINIE
Mening | Volgens de paus is economische en ecologische transitie nodig; help boeren met aanpassen en vergroenen
DEN BOSCH - Overheid en boeren staan lijnrecht tegenover elkaar. Wat kan de Kerk over deze kwestie zeggen? Niet het strijdgesprek staat centraal maar het aandachtig luisteren naar de ander. -
Kan 't goedkoper?
We betalen minder voor een fles allesreiniger, maar het kan nóg goedkoper
De prijzen stijgen, ook die van onze boodschappen. Elke week bekijken we één product. Betaal je er meer voor en is er een manier om te besparen? Vandaag: allesreiniger. -
PREMIUMKoken & Eten
Granola supergezond? Als je dit erin doet, krijg je alsnog een suikerpiek (en dip)
Granola is een van de populairste ingrediënten bij het ontbijt. Wie granola kiest, denkt ook automatisch gezond bezig te zijn, maar klopt dat wel? Alles hangt af van de mix van de ingrediënten in de granola en hoe je die klaarmaakt, vindt chef en voedingsdeskundige Sandra Bekkari.
-
PREMIUMColumn
Met nieuwe tijden zijn andere tijden aangebroken, ook met het nieuws zelf
Met nieuwe tijden breken ook altijd andere tijden aan. Onze hoofdredacteur John van den Oetelaar gaat na ruim twaalf jaar iets anders doen. Hoe begrijpelijk ook, ik vind het jammer. Hij was de vijfde hoofdredacteur die ik meegemaakt heb en zonder zijn voorgangers tekort te willen doen was John de prettigste, meest inlevende en kameraadschappelijke hoofdredacteur. -
PREMIUMopinie
Kabaal en rommel, dat gaat helemaal niet samen met sportvissen
Van alle sporten die er zijn, is vissen misschien wel de meest stille. Misschien komt buiten-schaak in de buurt, maar de mannen en vrouwen aan de kant van het water, op zo’n kek stoeltje, met voor hen een of twee hengels in het water; voor je het weet loop je ze voorbij, zó stil zijn ze. -
PREMIUMColumn
Peter Gillis die tegen het gemeentehuis plast? Veel mensen vinden dat vrees ik best grappig
Zou het vakantie-imperium van Peter Gillis nu dan toch echt wankelen? Verschillende gemeentes doen in ieder geval hard hun best hem aan te pakken. De gemeente Cranendonck is bijvoorbeeld van plan de horecavergunning voor een park in Soerendonk te weigeren omdat er ‘ernstig gevaar bestaat’ dat Gillis de vergunning zal misbruiken voor criminele doeleinden. Andere gemeentes hopen Cranendonck te volgen.